Pak een kaart en speel dan telkens één lagere kaart op tegenovergestelde kleuren (Rode op zwarte en zwarte op rode)

Wanneer je een koning hebt, MAG je deze op een van de 4 hoeken (K) spelen, welke dan een nieuwe stapel wordt, waarop weer lagere kaarten met tegenovergestelde kleuren gespeeld kunnen worden.

Je mag de ene stapel verplaatsen naar de andere stapel, als de basiskaart van de verplaatste stapel één lager is en qua kleur tegenovergesteld is aan de laagste kaart van de doelstapel.

Wanneer een stapel op de verticale of horizontale lijn (orthogonaal) leeg is, mag je er elke kaart op spelen die je maar wilt.

Wanneer je geen van de dingen hierboven kunt doen, eindig je de beurt.

De eerste speler die al zijn kaarten kwijt is, wint de ronde.

Koningen geven -10 strafpunten per stuk, de rest is -1 strafpunt per stuk.